-
1 slapen
1 [in slaap zijn] sleep2 [geslachtsgemeenschap hebben] sleep (with)3 [met betrekking tot ledematen] 〈zie voorbeelden 3〉5 [met betrekking tot de doden] sleep, be asleep6 [met betrekking tot zaken] sleep♦voorbeelden:hij kon er niet van slapen • it kept him awakeslaap lekker • sleep wellbij iemand blijven slapen • 〈 in hetzelfde bed〉 spend the night with someone; 〈 algemeen〉 spend the night at someone's house/placeik wil er een nachtje over slapen • I'd like to sleep on ithij slaapt als een os/een roos • he sleeps like a log -
2 slapen
2 [+ met][geslachtsgemeenschap hebben] coucher (avec qn.)3 [m.b.t. lichaamsdeel] être engourdi4 [m.b.t. de doden, zaken] reposer♦voorbeelden:ik slaap diep • j'ai le sommeil lourdik ben door al het lawaai heen geslapen • le bruit ne m'a pas réveillé du toutje kunt gerust slapen • tu peux dormir sur tes deux oreillesik slaap licht • j'ai le sommeil légervast, diep slapen • dormir profondémentbij iemand blijven slapen • passer la nuit chez qn.boven zijn werk zitten te slapen • dormir sur son travailin een hotel slapen • coucher à l'hôtel(een nachtje) over iets slapen • attendre le lendemain pour prendre sa décision -
3 bunk up
-
4 coucher
coucher1 [koesĵee]〈m.〉2 onderdak ⇒ onderkomen, nachtverblijf♦voorbeelden:————————coucher2 [koesĵee]1 overnachten ⇒ de nacht doorbrengen, slapen♦voorbeelden:voiture qui couche dehors • auto die 's nachts altijd buiten staat→ chambreenvoyer coucher qn. • zich van iemand ontdoenII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 op schrift stellen ⇒ neer-, opschrijven, optekenen♦voorbeelden:2 zich uitstrekken ⇒ gaan liggen, zich (neer)leggen♦voorbeelden:se coucher par terre • op de grond gaan liggen→ lit1. m2) onderdak3) ondergang [zon]2. v1) overnachten, slapen4) neerleggen6) neer-, opschrijven3. se coucherv2) gaan liggen3) ondergaan [zon] -
5 sleep
n. slaap; coma--------v. slapen; uitrusten; liggen (- met)sleep1[ slie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:go to sleep • gaan slapen, in slaap vallenmy foot has gone to sleep • mijn voet slaaptnot lose sleep over something • niet wakker liggen van ietssend to sleep • in slaap doen vallenhave a good sleep • goed slapen————————sleep2♦voorbeelden:sleep late • uitslapensleep on • doorslapensleep out • buitenshuis/in de open lucht slapensleep on/over something • een nachtje over iets slapensleep together • met elkaar naar bed gaansleep with someone • met iemand naar bed gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:sleep off one's hangover • zijn roes uitslapen -
6 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
7 licht
licht1〈 het〉♦voorbeelden:waar zit de knop van het licht? • where's the light-switch?licht en schaduw • light and shade〈 figuurlijk〉 het groene licht geven/krijgen • give/get the green light/the go-aheadgroot licht • full beam〈 figuurlijk〉 we moeten dat in het juiste licht proberen te zien • we must try to put that in the proper light/perspective〈 figuurlijk〉 iets in een nieuw/ander licht zien • see something in a new/another lightdoor rood licht rijden • drive/go through a red lighthet licht aan-/uitdoen • put/ 〈 schakelaar ook〉turn the light on/offer brandde nog licht op de studeerkamer • there was still (a) light (on) in the studymet gedimde lichten • with dimmed (head)lights〈 figuurlijk〉 zij gunnen elkaar het licht in de ogen niet • they wouldn't give each other the time of dayhij is geen licht • he's no geniushet licht staat op rood • the light's redje hoeft geen licht te zijn om … • you don't have to be a genius to …met de lichten knipperen • flash (one's (head)lights)ga eens uit mijn licht • move out of my light pleaseeen fietser zonder licht • a cyclist without (any) lightsin het licht van de gebeurtenissen • in the light of eventsin het licht daarvan • such being the casein dat licht gezien • viewed in that light————————licht21 [niet zwaar] light4 [soepel] light7 [makkelijk verteerbaar] light9 [met betrekking tot stemgeluiden] soft♦voorbeelden:veel te licht zijn • be considerably underweighteen kilo te licht • a kilogram underweight3 lichte ogen • light/pale eyeslicht blauw • light blue6 lichte lectuur/muziek • light reading/musiceen lichte blessure • a minor injuryeen lichte buiging • a slight boween lichte hartaanval • a mild heart attackeen lichte verkoudheid/griep(aanval) • a slight cold, a touch of (the) flulichte vorst • (s)light frostII 〈 bijwoord〉2 [enigszins] slightly3 [gemakkelijk, gauw] easily4 [zeer] highly♦voorbeelden:licht slapen • sleep lightlicht opgemaakt • lightly made-up3 licht verteerbaar • (easily) digestible, lightje moet daar niet te licht over denken • you mustn't think (too) lightly of thatzoiets wordt licht vergeten/over het hoofd gezien • that sort of thing is easily forgotten/overlooked -
8 gaan
4 [begrepen zijn in] entrer (dans)5 [+ over][tot onderwerp hebben] traiter (de)♦voorbeelden:laten we naar de kamer hiernaast gaan • passons à côtégaan liggen • se coucherhet gaat regenen • il va pleuvoirgaan slapen • aller dormirgaan staan • se mettre deboutgaan zitten • s'asseoirertussenuit gaan • changer d'airervantussen gaan • filer〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • rien ne vaut …deze weg gaat door het bos • ce chemin traverse le boisin de oppositie gaan • passer à l'oppositionin de handel gaan • se lancer dans le commercein de politiek gaan • se lancer dans la politiquedeze weg gaat naar de stad • cette route conduit à la villezijn blik over iets laten gaan • laisser courir son regard sur qc.zijn gedachten over iets laten gaan • réfléchir sur qc.hoe laat gaat de trein? • à quelle heure le train part-il?zullen we gaan? • on y va?daar gaat ie dan • c'est parti, mon kikizij gaan uit elkaar • ils vont se séparerdat boek ging voor ƒ 20,- • ce livre partit pour 20 florinser gaan zes glazen uit een fles • une bouteille contient six verreswaar gaat dat boek over? • de quoi parle ce livre?of dat zal gaan weet ik niet • je ne sais pas si ce sera possiblelijdt hij veel pijn? dat gaat • souffre-t-il beaucoup? ça vaeraan gaan • y passerde zaken gaan goed • les affaires marchent biendat gaat zomaar niet • cela ne se passe pas comme çahet werk gaat slecht • le travail avance maldat gaat vanzelf • cela va tout seulin het zwart gekleed gaan • être en noirmet iemand gaan • être le petit ami, la petite amie de qn.daar gaat het om • tout est làzij gaat over de typekamer • elle est la responsable des dactyloshij gaat voor rijk door • il passe pour richezich te buiten gaan aan • s'adonner àom kort te gaan • brefdaar ga je! • à la tienne!→ link=bel belII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn; geschieden] aller3 [+ om][als doel hebben] s'agir♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • comment ça va?het gaat nogal • ça va comme ci comme çahet gaat slecht met de zaken • les affaires vont malzo gaat het nu altijd • c'est toujours la même chosehet gaat • ça va -
9 liggen
1 [uitgestrekt zijn] lie3 [zich bevinden] lie, be4 [met betrekking tot zaken] [rusten] lie6 [passen bij een aanleg/belangstelling] suit7 [met betrekking tot storm/wind] die down8 [bezig zijn] be (lying)9 [gelegerd zijn] be stationed♦voorbeelden:de sneeuw bleef niet liggen • the snow did not settlelekker tegen iemand aan gaan liggen • snuggle up to someonedure vloerbedekking hebben liggen • have expensive carpets (on the floor)〈 op grafstenen〉 hier ligt … • here lies …lig je lekker/goed? • are you comfortable?hij ligt in/op bed • he's (lying) in bedover elkaar liggen • overlap2 ik blijf morgen liggen tot half tien • I'm going to stay in bed till 9.030 tomorrowga liggen! 〈 tegen een hond〉 • lie down!op sterven liggen • lie/be dyingde toestand ligt hier anders • the situation is (quite) different herede zaken liggen nu heel anders • things have changed a lot (since then)het feit ligt er • the fact remainshet plan, zoals het er ligt, is onaanvaardbaar • as it stands, the plan is unacceptablehoe liggen onze kansen? • what are the odds?de prijzen liggen vrij hoog • the prices are rather highuw bestelling ligt klaar • your order is ready (for dispatch/collection)onze winsten liggen lager dan die van vorig jaar • our profits are less than last year'sdie dagen liggen ver achter ons • those days are long pastde zaken liggen zo: … • it's like this: …zo liggen de zaken nu eenmaal • I'm afraid that's the way things areAntwerpen ligt aan de Schelde • Antwerp lies/is (situated) on the Scheldtde vakantie ligt weer achter ons • the holidays are behind us nowde schuld ligt bij mij • the fault is minede beslissing ligt bij ons • the decision is oursde macht ligt bij het volk • power is vested with the peoplemet iemand in proces liggen • litigate with someoneonder het gemiddelde liggen • be below averagede bal ligt op de grond • the ball is on the groundop het zuiden liggen • face (the) southze liggen voor het grijpen • they're all over the placevoor mij ligt uw brief • I have before me your letterer lagen moeilijke jaren voor ons • there were hard years ahead (of us)ik heb (nog) een paar flessen wijn liggen • I have a few bottles of wine (left)het geld hebben liggen • have the money availableik heb dat boek laten liggen • I left that book (behind)ik denk dat het aan je versterker ligt • I think that it's your amplifier that's causing the troubledat lag aan verscheidene oorzaken • that was due to various causesaan mij zal het niet liggen • it won't be my faultis het nu zo koud of ligt het aan mij? • is it really so cold, or is it just me?er is mij niets aan gelegen • it doesn't matter to mehet ligt aan die rotfiets van me • it's that bloody bike of mineals het aan mij ligt zal hij daar niet blijven • he won't stay there if I can help itals het aan mij ligt niet • not if I can help itwaar zou dat aan liggen? • what could be the cause of this?het lag misschien ook een beetje aan mij • I may have had something to do with ithet kan aan mij liggen, maar … • it may be just me, but …als het aan mij lag/ligt • if it was/is up to medat genre ligt mij niet • that genre doesn't appeal to medit klimaat ligt mij niet • this climate disagrees with medie jongen ligt mij helemaal niet • I can't get on with that guyhij ligt te slapen • he's asleepliggen te zeuren • be whining/bellyachingdie zaak ligt nogal gevoelig • the matter is a bit delicatezich nergens iets aan gelegen laten liggen • not give a hoot for anythingdat ligt heel anders • that's a different story altogetherals ze dat merken lig ik eruit • if they catch on, I'm outdeze auto ligt goed in de bocht • this car takes corners welldit bed ligt lekker/hard • this bed is comfortable/(too) hardver uiteen liggen • be poles apartdeze auto ligt vast op de weg • this car holds the road well -
10 coucher avec qn.
-
11 gaan
1 [zich verplaatsen] go ⇒ move3 [zich begeven] go4 [+ onbepaalde wijs] [beginnen te] go, be going to5 [in beweging zijn, functioneren] go ⇒ run6 [losraken] come7 [plaatshebben] go ⇒ be, run9 [begrepen zijn in] go ⇒ fit11 [+ over] [tot onderwerp hebben] be (about)♦voorbeelden:een uur gaans • an hour's walk〈 figuurlijk〉 hoe gaat dat liedje ook weer? • how does that song go (again)?hé, waar ga jij naar toe? • where are you going?; 〈 achterdochtig〉 where do you think you're going?het gaat niet zo best/slecht met de patiënt • the patient isn't doing so well/so badlyhoe laat gaat de trein? • what time does the train go?ze zien hem liever gaan dan komen • they're glad to see the back of himik moet (nu) gaan • I must go/be going/off (now)ik ga ervandoor • I'm going/offdie twee gaan uit elkaar • those two are breaking upvan tafel gaan • leave the tableik ga! • I'm going!; 〈 informeel〉 I'm off!ga nu maar • off you go nowaan de kant gaan • move aside〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • nothing beats …zijn gezin gaat bij hem boven alles • his family comes first (with him)zaken gaan voor het meisje • business before pleasure4 hij wil medicijnen gaan doen • he wants to do/study medicinegaan kijken • go and (have a) lookgaan liggen/staan/zitten • lie down, stand up, sit downgaan slapen • go (off) to bedga er maar eens aan staan • it's no picnic, it's not the easiest thing in the worldze gaan trouwen • they're getting marriediets gaan waarderen • come to appreciate somethinggaan wandelen/zwemmen • go for a walk/swim, go walking/swimmingaan het werk gaan • set to work〈 ironisch〉 ik ga (me) daar een beetje in de rij staan • I am (definitely) not going to join that queueals alles goed gaat • if all goes welldat kon toch nooit goed gaan • that was bound to go wronghoe is het gegaan? • how was it? how did it/things go?nou, dat ging zo • well, it was like thisalles gaat naar wens • everything's as it should beals het even gaat • if at all possibledat gaat zomaar niet • you can't just do thatik heb het al zo vaak geprobeerd, maar het gaat niet • I've tried it so often, but it won't workzo gaat het niet langer • things can't go on like thiser gaan 5 volwassenen in • it'll take 5 adultser gaat een liter in die fles • that bottle will take a litreer gaan zes glazen uit een fles • you can get six glasses out of a bottlezij gaat over de typekamer • she's in charge of the typing-pool11 waar gaat die film over? • what's that film about?zijn verhaal gaat er wel in bij de stakers • his speech went down (well) with the strikersdit type gaat eruit • this model's on the way outopzij gaan • give way to, make way for, go to one sidevoor niemand opzij gaan • make way for no man, yield/give way to no one〈 zoek raken〉 verloren gaan • get/be lostvreemd gaan • be unfaithfulvrijuit gaan • get offdaar gaan we weer • (t)here we go againin het zwart gekleed gaan • be dressed in blackhet gaat allemaal langs haar heen • it all goes (right) over her headmet iemand gaan • go out with someonewe hebben nog twee uur te gaan • we've got two hours to gozich te buiten gaan aan • overindulge inom kort te gaan • to cut a long story shortII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn] be ⇒ go2 [geschieden] be ⇒ go, happen3 [+ om] [te doen zijn] be (about)♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • how are you?, how are things with you?hoe gaat het op het werk? • how's (your) work (going)?, how are things (going) at work?het gaat hem niet slecht • he's not doing badlyje weet hoe dat gaat • you know how it is/things are/it goeszo gaat het nu altijd • it's always like thatzo gaat dat in het leven • that's lifedaar gaat het juist om • that's the whole pointhet gaat hem er alleen om dat … • all (that) he's concerned about is that …het gaat erom of … • the point is whether …het gaat om het principe • it's the principle that mattershet gaat om je baan • your job is at stakehet gaat hier om een nieuw type • we're talking about a new type -
12 vloer
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 met iemand de vloer (aan)vegen, aandweilen • ridiculiser qn.de vloer doen • faire le soleen vloer leggen • poser un plancherik dacht dat ik door de vloer ging • j'aurais voulu disparaître sous terreop de vloer slapen • dormir par terreveel mensen over de vloer hebben • avoir la maison pleinehij komt daar (vaak) over de vloer • il y va régulièrement (souvent)je kunt er van de vloer eten • on pourrait y manger par terrevoetje van de vloer doen • jouer à chat perché -
13 oeil
oeil1 [uj],yeux [jeu]〈m.〉3 oog ⇒ waakzame blik, aandacht4 oog ⇒ gevoelen, oordeel, mening♦voorbeelden:oeil de verre • kunstoogaux yeux bleus • met blauwe ogenregarder qn. entre les deux yeux • iemand scherp aankijkenfaire les yeux doux à qn. • iemand lief, verliefd aankijkenfaire qc. les yeux fermés • iets blindelings, met gesloten ogen doenles yeux grand(s) ouverts • met wijd opengesperde ogenil a les yeux plus grands que le ventre • zijn ogen zijn groter dan zijn maagfaire les gros yeux à qn. • iemand bestraffend aankijkenà l'oeil nu • met het blote oogoeil poché • blauw oogil a les yeux pochés • hij heeft wallen onder zijn ogen〈 informeel〉 tu n'as donc pas les yeux en face des trous? • heb je geen ogen in je hoofd?baisser les yeux • de ogen neerslaanne pas en croire ses yeux • zijn ogen niet (kunnen) gelovenne dormir que d'un oeil • licht slapense faire les yeux • z'n ogen opmakenne pas fermer l'oeil • geen oog dichtdoenavoir les yeux perdus dans le vague • doelloos voor zich uit starenpocher un oeil à qn. • iemand een blauw oog slaantaper dans l'oeil de qn. • het helemaal maken bij iemands'user, se casser les yeux (à lire) • zijn ogen (met lezen) bederven〈 spreekwoord〉 loin des yeux, loin du coeur • uit het oog, uit het hartde ses (propres) yeux • met eigen ogenpour les beaux yeux de qn. • om iemands mooie ogen〈 spreekwoord〉 oeil pour oeil, dent pour dent • oog om oog, tand om tandcouver des yeux • met de ogen verslinden, tedere blikken werpen opdébrider les yeux de qn. • iemand de ogen openenfermer les yeux sur qc. • de ogen voor iets sluitenfixer les yeux sur qn., qc. • de blik op iemand, iets vestigenjeter les yeux sur qc., qn. • zijn blik op iets, iemand richtenlever les yeux sur • het oog laten vallen op, begerenouvrez bien vos yeux! • houdt uw ogen goed open!ne pas quitter des yeux qn., qc. • de ogen niet van iemand, iets kunnen afwendensauter aux yeux • in het oog springensuivre qn. des yeux • iemand nakijkenses yeux tombèrent sur la lettre • zijn blik viel op de brief〈 spreekwoord〉 ce que les yeux ne voient pas ne fait pas mal au coeur • wat niet weet, wat niet deertmettre sous les yeux de qn. • iemand tonenavoir qc. sous les yeux • iets voor zich hebben (liggen)avoir l'oeil à tout • op alles lettenn'avoir pas les yeux dans sa poche • zijn ogen niet in z'n zak hebben (zitten)n'avoir d'yeux que pour • alleen oog hebben voorça crève les yeux • dat is zo klaar als een klontjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor en oog zijnfrapper l'oeil • meteen in het oog vallenouvrir l'oeil (et le bon) • zijn ogen goed open houdentenir qn. à l'oeil • iemand in 't oog houden4 regarder qn. d'un bon, d'un mauvais oeil • iemand gunstig, niet gunstig gezind zijnvoir qc. d'un bon, d'un mauvais oeil • iets gaarne, met lede ogen ziend'un oeil critique • kritischregarder qn. d'un oeil noir • iemand vuil aankijkenà mes yeux • in mijn ogen, volgens mijoeil électrique • foto-elektrische cel〈 informeel〉 mon oeil! • je tante!, ammehoela!n'avoir plus que les yeux pour pleurer • alles verloren hebbencoûter les yeux de la tête • peperduur zijnse rincer l'oeil • zijn ogen uitkijkentaper de l'oeil • slaap hebben, een tukje doentourner de l'oeil • flauwvallenentre quatre yeux • onder vier ogen————————〈m.〉 〈 ambachtelijk〉1 oog ⇒ gat, opening, boring1. m 2. yeuxm pl -
14 oor
♦voorbeelden:een goed oor hebben • avoir l'oreille justemet open oren luisteren • écouter de toutes ses oreillesmet rode oren, oortjes in iets lezen • être tout excité à la lecture de qc.met rode oortjes luisteren • écouter de toutes ses oreillesvoor het oor waarneembaar • perceptible à l'ouïeiemand de oren van het hoofd eten • manger comme quatredat gaat het ene oor in, het andere uit • cela entre par une oreille et sort par l'autrezijn oren niet geloven • ne pas en croire ses oreillesmijn oren gloeien • j'ai les oreilles rouges(geen) oren hebben naar, voor iets • (ne pas) être intéressé par qc.geen oren hebben • faire la sourde oreillezijn oor te luisteren leggen • écouter attentivementiemand de oren van het hoofd praten • assourdir qn. de parolesiemand de oren van het hoofd schreeuwen • écorcher les oreilles à qn.de oren voor iets sluiten • se boucher les oreilles pour qc.; 〈 figuurlijk〉 ne pas vouloir entendre qc.zijn oren zullen tuiten • les oreilles vont lui tinteriemand de oren van het hoofd vragen • accabler qn. de questionséén en al oor zijn • être (tout yeux) tout oreillesiemand aan de oren malen • casser les oreilles à qn.hij is nog nat achter de oren • si on lui pressait le nez il en sortirait du laitiemand iets in het oor fluisteren • chuchoter qc. à l'oreille de qn.iets in het oor, in de oren knopen • prendre bonne note de qc.gaatjes in de oren hebben • avoir les oreilles percéesknoop dat in je oren! • tiens-le-toi pour dit!slechts met één, een half oor luisteren • n'écouter que d'une oreillede kogels vlogen ons om de oren • les balles sifflaient à nos oreillesop één oor liggen • dormir〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 veel rond z'n oren hebben • avoir beaucoup à faire; 〈m.b.t. zorgen〉 avoir beaucoup de soucisiemand ter ore komen • arriver aux oreilles de qn.het is mij ter ore gekomen dat • j'ai appris quetot over de oren in de schulden zitten • être criblé de dettestot over de oren in het werk zitten • être débordé de travailtot over de oren verliefd zijn op iemand • être follement amoureux de qn.¶ iemand een oor aannaaien • rouler qn.iemand de oren wassen • frotter les oreilles à qn.〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand de oren van de kop zagen • casser les oreilles à qn.hij heeft ze achter de oren • il est moins bête qu'on ne (le) croithet is op een oor na gevild • c'est comme si c'était fait→ link=potje potje -
15 Ohr
〈o.; Ohr(e)s, Ohren〉♦voorbeelden:lange Ohren machen • de oren spitsenganz Ohr sein • een en al oor zijndie Ohren steif halten • de moed erin houdenauf einem Ohr taub • aan één oor doofjemanden bei den Ohren nehmen • iemand flink waarschuwenjemandem eins hinter die Ohren geben • iemand een draai om de oren geven〈 informeel〉 schreib es dir hinter die Ohren! • knoop dat in je oren!die Melodie geht leicht ins Ohr • de melodie ligt gemakkelijk in het gehoorjemandem etwas ins Ohr sagen • iemand iets toefluisterenbis über die Ohren in Schulden stecken • tot over zijn oren in de schuld zittenjemanden übers Ohr hauen • iemand afzetten, oplichtensich eine Nacht um die Ohren schlagen • de hele nacht niet slapenviel um die Ohren haben • veel te doen hebbenes ist mir zu Ohren gekommen • het is me ter ore gekomen -
16 gehen
gehenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉5 komen, reiken♦voorbeelden:1 jemanden gehen lassen • 〈 (a) informeel〉iemand met rust laten, iemand laten (doen); (b) iemand loslatensich gehen lassen • zich laten gaanschlafen, schwimmen gehen • gaan slapen, zwemmenso gut es (eben) geht • zo goed en zo kwaad als het gaatmir ist es ebenso, genauso gegangen • (a) mij is het ook zo vergaan; (b) op mij is het ook zo overgekomen〈 informeel〉 wie gehts, wie stehts? • hoe staat het leven?an die Arbeit gehen • aan het werk gaanauf die Jagd gehen • op jacht gaandavon gehen fünf aufs, auf ein Kilo • daar gaan er vijf van in een kiloaus dem Haus gehen • het huis uit gaandas ging gegen seine Überzeugung • dat ging tegen zijn overtuiging inin die Stadt gehen • naar de stad gaan, de stad ingaanich ging in mich • ik keerde in mezelfin die Schule gehen • naar school gaanin Schwarz gehen • in het zwart (gekleed) gaansie geht ins zehnte Jahr • ze gaat haar tiende jaar inins Kino gehen • naar de bioscoop gaanmit der Zeit gehen • met zijn tijd meegaannach dem Äußeren gehen • op het uiterlijk afgaanwenn es nach mir ginge • als het aan mij lagmir geht nichts über ein Bier • er gaat mij niets boven een pilsjedas geht über meine Kräfte • dat gaat mijn krachten te bovenvon jemandem gehen • bij iemand weggaanich gehe zu meinem Onkel • ik ga naar mijn oomzur Schule gehen • naar school gaanam Stock gehen • met een stok lopener geht auf die 50 • hij loopt naar de 50in die hunderte, Hunderte gehen • in de honderden lopenin die tausende, Tausende gehen • in de duizenden lopenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenvor jemandem gehen • voor iemand (uit) lopen4 das Fenster geht auf die Straße, nach der Straße • het raam ziet uit op de straat, weg5 das Wasser ging ihm bis an die Knie, bis zu den Knien • het water kwam, reikte tot aan zijn knieën6 wer ist an meine Bücher gegangen? • wie heeft er aan mijn boeken gezeten?es ging nicht alles nach ihm • hij kreeg niet in alles zijn zinvor sich gehen • gebeuren, (in zijn werk) gaanwie jemand geht und steht • zoals iemand er (net) bij loopt, zomaar, spontaanII 〈overgankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:1 ich bin diesen Weg schon oft gegangen • ik heb deze weg al vaak gedaan, gelopen♦voorbeelden: -
17 get off
uitstappen (v. voertuig)get off♦voorbeelden:4 get off on the right/wrong foot • goed/slecht van start gaanget off to a good start • f van start gaan/goed beginnen6 get off cheaply/lightly • er goedkoop/licht van afkomenget off with/for two months (in prison) • er met twee maanden (gevangenis) afkomen¶ 〈 informeel〉 tell someone where he/she gets/can get off, tell someone where to get off • iemand op zijn nummer/plaats zetten〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 get off with • het aanleggen met, aanpappen metII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 doen vrijkomen ⇒ er goed doen afkomen, vrijspraak krijgen voor♦voorbeelden:III 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 get off the ground • van de grond raken/komen -
18 oreille
oreille [orrej]〈v.〉1 oor♦voorbeelden:oreilles d'une tasse • oren van een kopjetendre une oreille avide • de oren spitsenavoir, marcher l'oreille basse • de oren laten hangens'en aller l'oreille basse • afdruipen, met hangende pootjes weggaanêtre dur d'oreille, avoir l'oreille dure • hardhorend zijnécouter d'une oreille distraite • (maar) met een half oor luisterenoreille externe • uitwendig ooravoir l'oreille fine • een scherp gehoor hebbenoreille interne • inwendig oor, binnenooravoir les oreilles rebattues • het gezeur moe zijnfaire la sourde oreille • zich Oost-Indisch doof houdenavoir l'oreille de qn. • een welwillend gehoor bij iemand vindenavoir de l'oreille • een goed, zuiver gehoor hebbencasser les oreilles • te veel lawaai makenchauffer, échauffer les oreilles à qn. • iemand woedend makenne pas en croire ses oreilles • zijn oren niet kunnen gelovendire qc. à l'oreille de qn. • iemand iets in het oor fluisterendresser, tendre l'oreille • zijn oren spitsenécouter de toutes ses oreilles • zeer aandachtig luisteren, één en al oor zijnn'écouter que d'une oreille • maar met een half oor luisterenil ne l'entend pas de cette oreille • aan dat oor is hij doof, daarvan wil hij niet horence n'est pas tombé dans l'oreille d'un sourd • dat is niet voor dovemansoren gezegdêtre tout oreilles • een en al oor zijnfrotter les oreilles à qn. • iemand de oren wassen, de les lezenprêter l'oreille (à) • luisteren, het oor lenen (aan)rebattre les oreilles à qn. • iemand aan z'n kop zeurense faire tirer l'oreille • zich laten bidden en smekensi cela venait à ses oreilles • als dat hem ter ore zou komenrougir jusqu'aux oreilles • een hoofd als een boei krijgenjusqu'aux oreilles • tot over zijn orenf -
19 gat
♦voorbeelden:een afgelegen gat • un trou perduhet ene gat met het andere stoppen • faire un trou pour en boucher un autrezij viel een gat in haar hoofd • elle s'est ouvert le crâne en tombanteen gat in de dag slapen • faire la grasse matinéehij heeft een gat in z'n hand • l'argent lui file entre les doigtseen gat in de lucht springen • bondir de joiezoeken in alle gaten en hoeken • chercher partouteen gat in de markt • un créneau commercialeen gat in een kies • une carieeen kous met een gat • un bas trouéergens geen gat meer in zien • ne pas savoir comment s'en tirer2 zijn gat aan iemand afvegen • prendre qn. pour de la merdezij heeft haar gat daar aardig ingedraaid • elle s'est bien débrouillée pour s'y faire sa placeiemand z'n gat likken • lécher le cul à qn.geen hemd, broek aan zijn gat hebben • être dans la dècheiemand achter z'n gat lopen • filer le train à qn.iemand achter zijn (luie) gat zitten • être toujours sur le dos de qn.alles achter zijn gat laten liggen • laisser tout traînermet zijn gat in de boter vallen • avoir une veine de cocudat ligt op z'n gat • ça a foiréop z'n gat vallen • tomber les quatre fers en l'airop z'n (luie) gat zitten • rester le cul collé sur la chaise¶ iemand in de gaten hebben • avoir qn. à l'oeildat loopt in de gaten • ça tire l'oeiliets in de gaten hebben • s'apercevoir de qc.in de gaten houden • tenir à l'oeilniets in de gaten hebben • n'y voir que du bleu -
20 gat
6 [meervoud] [ogen] 〈zie voorbeelden 6〉8 [geldwezen] deficit♦voorbeelden:een gat dichten • stop a hole/gapeen gat maken in • make a hole in (something)〈 figuurlijk〉 een gat in de dag slapen • sleep far into the day/oversleep for hours〈 figuurlijk〉 een gat in de markt ontdekken • discover a gap/hole in the marketergens geen gat meer in zien • not see any way ahead/out, be up against a brick walleen gat in je kies • a hole/cavity in your tooth〈 vulgair〉 iemand z'n gat likken • lick someone's arse/ Aass, suck up to someoneiemand (steeds) achter zijn luie gat moeten zitten • (have to) breathe down someone's neck, keep on at someoneop z'n (luie) gat zitten • sit (back) on one's ass〈 figuurlijk〉 dat ligt op zijn gat • that's on its last legs, that's had it6 iets in de gaten hebben • realize/be aware of somethingiemand/iets in de gaten houden • keep an eye on someone/somethingniets in de gaten hebben • be quite unaware of anythingiets in de gaten krijgen • realize/become aware of something; 〈 informeel〉 Awise up (to)hij kreeg in de gaten dat … • he realized that …in de gaten lopen • attract (too much) attentioner is een gat van enige tonnen • there is a deficit of several hundred thousand¶ 〈 sport〉 er vielen steeds meer gaten in de verdediging • there were more and more gaps in the defence
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Haut — 1. A junge Haut schreit überlaut. (Schwäb.) 2. Alt heut bedörffen vil gerbens. – Franck, II, 36b; Eyering, I, 48; Egenolff, 47b; Petri, II, 10; Henisch, 1507, 43; Gruter, I, 4; Schottel, 1113; Gaal, 926; Körte, 2691. Lat.: Senem erigere durum.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kopf — 1. Abgehauener Kopf braucht keine Sturmhaube mehr. 2. Am Kopf des Narren lernt der Junge scheren. Die Araber in Algerien: Am Kopfe der Waise macht der Chirurg Versuche. Die ägyptischen Araber: Er lernt das Schröpfen an den Köpfen der Waisen.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Herman Brusselmans — Infobox Writer name = Herman Brusselmans imagesize = 250px caption = Brusselmans in the movie Camping Cosmos pseudonym = birthdate = birth date and age|1957|10|9 birthplace = Hamme, Belgium deathdate = deathplace = occupation = Writer nationality … Wikipedia
Herman Brusselmans — (* 9. Oktober 1957 in Hamme, Belgien) ist ein flämisch belgischer Schriftsteller, Dichter, Verfasser von Theaterstücken und Kolumnist. Er lebt in Gent. Biog … Deutsch Wikipedia